Vragen scholing oncologie

 VRAGEN 

 SCHOLING ONCOLOGIE 

1. Wat is adjuvante en neoadjuvante chemotherapie?

A.   Allebei voor de operatie/radiotherapie

B.   Allebei na de operatie/radiotherapie

C.   Adjuvante chemotherapie is na operatie, neoadjuvant voor operatie

D.   Neoadjuvante chemotherapie is na operatie, adjuvant voor operatie

2. Waaruit bestaat het CAPOX schema

A.   Capecitabine en oxaliplatin

B.   Capecitabine en cisplatin

C.   Cisplatin en oxaliplatin

3. Capecitabine, Teysuno en 5-FU werken op vergelijkbare manier

A.   Goed

B.   Fout

4. Bij welk oncolyticum komt de bijwerking Hand-voet syndroom veel voor?

A.   Capecitabine

B.   Oxaliplatin

5. Wat is een optie voor CAPOX bij kwetsbare patiënten?

A.   Lagere dosis geven

B.   Alleen capecitabine geven

C.   Dosisintervallen verlengen

6. Welke factoren zijn van belang bij een mammacarcinoom?

A.   Algemene factoren

B.   Algemene factoren, HER2-positief

C.   Algemene factoren, HER-2 positief, hormoongevoeligheid

D.   Algemene factoren, HER-2 positief, hormoongevoeligheid, voor/na menopauze

7. Wat wordt er aan de therapie toegevoegd bij hormoongevoelige mammacarcinoom + hoelang?

A.    Tamoxifen gedurende 1 jaar

B.    Tamoxifen gedurende 5 jaar

C.     Afhankelijk van pre/post menopauze wordt gekozen. Behandelduur 5 jaar

8. Trastuzumab wordt gegeven bij HER2-positieve tumoren

A.   Goed

B.   Fout

9. Wat is het verschil tussen de TAC of AC kuur

A.   Toevoeging van docetaxel bij TAC kuur

B.   Toevoeging van paclitaxel bij TAC kuur

10. Een patiënt behandeld met doxorubicine mag gedurende 48 uur geen contactlenzen dragen

A.   Goed

B.   Fout